ARBO
Korte inleiding Arbo-wet
Algemeen gesproken bestaat de wet- en regelgeving in Nederland op het gebied van arbeidsomstandigheden uit:
- de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet 1998)
- het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbo-besluit)
- de Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbobeleidsregels)
Het is voor bedrijven niet altijd even gemakkelijk om al deze regels en bepalingen goed te interpreteren. Vandaar dat de zogenaamde Arbo/Informatiebladen (AI-bladen) zijn uitgegeven, waarin mogelijkheden staan beschreven om aan de wettelijke Arbo-eisen te voldoen.
Deze AI-bladen zijn derhalve niet geldig als wettelijk bindende voorschriften, maar zijn bedoeld als voorlichting. Wanneer de informatie uit de AI-bladen correct wordt toegepast, zal over het algemeen altijd voldaan zijn aan alle wettelijke Arbo-eisen.
Er zijn inmiddels al AI-bladen ontwikkeld voor verschillende aspecten en disciplines binnen bedrijfsleven en industrie. De hierna volgende informatie is een samenvatting uit het AI-blad 14: 'Bedrijfsruimten - inrichting, transport en opslag'.
Omgevingsvoorzieningen
Afmetingen en luchtvolume
Afmetingen en luchtvolume moeten zodanig zijn dat werknemers zonder gevaar hun werk kunnen verrichten en over voldoende bewegingsruimte beschikken. De minimaal benodigde ruimte wordt bepaald door het aanwezige werkmeubilair, de arbeidsmiddelen, de benodigde bedienings- en werkruimte, en de verkeersruimte op de werkplek. Als hier vanwege de aard van het werk niet aan voldaan kan worden, moet in de directe nabijheid over een andere ruimte met wel voldoende bewegingsvrijheid kunnen worden beschikt.
Verlichting
Op iedere arbeidsplaats moet in principe daglicht kunnen toetreden. Daarnaast zal meestal ook kunstlicht nodig zijn om een voldoende, gelijkmatig en doelmatig verlichtingsniveau te bereiken. Dit niveau is afhankelijk van de aard van de visuele taken in het werk. Te grote contrasten en hinderlijke schaduwvorming moeten worden tegengegaan.
Geluid
Hoge geluidsniveaus kunnen gehoorschade veroorzaken en moeten worden vermeden. Maar ook lagere geluidsniveaus kunnen de arbeidsomstandigheden nadelig beinvloeden, vooral bij werk waar een hoge concentratie of spraakverstaanbaarheid nodig is. Afhankelijk van het soort werk kunnen richtwaarden worden gegeven.
Klimaat
Het klimaat dient behaaglijk en gelijkmatig te zijn. Hinderlijke tocht en koudeval moeten worden voorkomen. De beleving van klimaat is afhankelijk van de luchttemperatuur, de stralingstemperatuur, de luchtsnelheid, de relatieve luchtvochtigheid, de gedragen kleding en de zwaarte van de activiteit, en is daarmee gedeeltelijk individueel bepaald. Als minder dan 10% van de werknemers ontevreden is over het klimaat, wordt dit volgens de geldende norm als acceptabel beschouwd. In structureel hete of koude klimaatomstandigheden gelden echter afwijkende normen.
Ventilatie
Ventilatie is noodzakelijk voor een goede ademlucht op de werkplek. Enerzijds moet verse buitenlucht kunnen toestromen om de door werknemers verbruikte zuurstof aan te vullen. Anderzijds moeten koolzuurgas, overtollige waterdamp en warmte, en eventuele hinderlijke stoffen of geuren kunnen worden afgevoerd. Ventilatie kan op natuurlijke wijze door openingen en/of mechanisch met behulp van ventilatoren plaatsvinden.
Algemene inrichtingsvoorzieningen
Elektrische installaties
Een veilig gebruik van electriciteit en veiligheid bij onderhoud en werkzaamheden aan elektrische installaties moeten zijn gewaarborgd. Dit wordt bereikt door ontwerp, inrichting, aanleg, onderhoud, kenmerken, voorzieningen en beschermingsmaatregelen op een goede manier te treffen of uit te voeren. De algemeen erkende praktijk op elektrotechnisch gebied is vastgelegd in enkele normen.
Vloeren, muren, plafonds en ramen
Deze moeten veilig en hygienisch zijn uitgevoerd en ook veilig gebruikt en onderhouden kunnen worden.
Ontspanningsruimten
In elk bedrijf moet een geschikte pauzeruimte aanwezig zijn. Niet-rokers moeten in deze ruimte voldoende beschermd worden tegen hinder van tabaksrook. Voor zwangere werknemers of werknemers in de lactatieperiode moet een geschikte rustruimte aanwezig zijn. Als werknemers tussen einde en begin van de werktijd op het bedrijf moeten verblijven, moet een geschikt nachtverblijf beschikbaar zijn.
Sanitair en kleedruimten
Elk bedrijf moet minimaal een toilet hebben, maar bij meer werknemers zijn er meer nodig, die worden gescheiden naar sekse. Wanneer werknemers licht verontreinigend werk verrichten, moet een geschikte wasruimte aanwezig zijn of zonodig een doucheruimte. Verder moet elke werknemer zijn kleding op een geschikte plaats kunnen ophangen of opbergen en, indien hij zich voor het werk moet kunnen verkleden, over een geschikte kleedruimte beschikken.
Noodvoorzieningen
In geval van nood moeten werknemers en eventuele derden zich zo snel mogelijk in veiligheid kunnen brengen via een geschikte en gemarkeerde vluchtroute. Zo nodig is hiertoe extra noodverlichting aangebracht. Verder moet men zo snel mogelijk kunnen beschikken over brandblusmiddelen in geval van een beginnende brand en over EHBO in geval van letsel.
Specifieke inrichtingsvoorzieningen
Opslagvoorzieningen
Een veilige stapeling van goederen kan ernstige ongevallen vaak voorkomen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de maximaal toelaatbare belasting van de werkvloer of stelling. Voor magazijnstellingen gelden bovendien specifieke normen.
Transportvoorzieningen
Verbindingswegen moeten voldoende breed zijn en veilig te gebruiken door zowel voertuigen en transportmiddelen als door voetgangers. Aan de intensiever gebruikte transportroutes worden aanvullende eisen gesteld. Deuren, hekken en andere doorgangen moeten een ongehinderd verkeer van personen en materialen op veilige wijze mogelijk maken. Aan transparante en automatische deuren worden aanvullende eisen gesteld. Op- en afritten, dockboards en laadplatforms moeten doelmatig en voldoende sterk zijn, en bovendien veilig uitgevoerd. Voor dockboards gelden aanvullende eisen.
Transportmiddelen
Transportmiddelen kunnen worden beschouwd als arbeidsmiddel en als machine, met de daarbij behorende eisen. Er zijn echter enkele aanvullende bepalingen van kracht, vooral met betrekking tot op- en voorschriften, deskundigheid, rijden en parkeren. Onbemand transport kent een verhoogd aanrijdrisico en moet derhalve ook met extra veiligheidsvoorzieningen zijn uitgerust. Tenslotte worden eisen gesteld aan laden en lossen, aan- en afkoppelen, tanken en opladen, de constructie en controle en onderhoud aan transportmiddelen.